vrijdag 17 mei 2013

Het beestje en de naam

Van huis uit ben ik nogal nuchter. Ik ben geboren en getogen in een deel van het land waar het motto is: 'doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg'. En hoewel ik al lang niet meer in die contreien woon, blijft die nuchterheid er altijd in zitten.

Toen uit de intelligentietest en het psychologisch onderzoek van Jens bleek dat hij hoogbegaafd is (en ADHD heeft), moest ik uiteraard even slikken. Dat mijn kind slim was, had ik wel verwacht. Maar hoog-be-gaafd? Ik merkte dat ik moeite had met het uitspreken van het woord. Want het klinkt al snel van: 'kijk mijn kind nou eens' en 'mijn kind is beter dan anderen'.

Tijdens gesprekken met andere moeders (en soms vaders) op het schoolplein, over een van de twee jongens, merk ik dat het altijd afzwak. Ik hoor mezelf dan zeggen: "Hij loopt wat vooruit", of "Hij is wat slimmer" en heel soms mompel ik dan iets als: "hij is (waarschijnlijk) hoogbegaafd."

Wat is dat toch? Als hij het lastig zou vinden om mee te komen, of dyslectisch zou zijn, zou ik er waarschijnlijk minder moeite mee hebben om dit uit te spreken, dan in dit geval. Terwijl Jens (en waarschijnlijk ook Toine) wél hoogbegaafd is. Waarom zou ik het beestje dan niet bij z'n naam noemen?

Misschien wel omdat er nog steeds veel ouders zijn die denken dat hoogbegaafde kinderen enkel hoogvliegers zijn. Zondagskinderen zijn, overal makkelijk mee wegkomen. En niet weten dat ook deze kinderen heel hard moeten werken om bijvoorbeeld te leren leren.

Zolang er nog veel onbegrip is over deze kinderen, is het lastig om er gewoon open en eerlijk over te zijn. En niet voor 'opschepper' te worden afgedaan.

Deze blog is een eerste stap voor deze nuchtere moeder...

Vrienden

Voor een kind is het soms fijn om slimmer te zijn dan anderen. Maar vaak is het ook lastig. Als de kinderen in je klas anders denken dan jij. Als de jongens allemaal voetballen en jij liever een boek leest, achter de computer zit of schaakt. En als iedereen volop afspraken met elkaar maakt en jij het lastig vindt om iemand te spelen te vragen.

Onze oudste, Jens, heeft al vanaf zijn peutertijd moeite met het maken van vriendjes. Waar zijn broertje al op het kinderdagverblijf een hele fanclub om zich heen verzameld had, speelde Jens meestal alleen. En het wás ook lastig als er in de kleuterklas wordt gesproken over 'een hoge golf waardoor er kindjes doodgegaan zijn' en jij tot in de details de werking van een tsunami uit de doeken wilt doen.

Hoewel het nu, een paar jaar later, al stukken beter gaat op sociaal gebied, blijft het maken van echte vrienden toch lastig voor Jens. Meestal lijkt hij dit zelf niet erg te vinden. Maar soms is hij er ook, eventjes, verdrietig over. En ik ook. Wat zou ik graag een blik vriendjes voor hem open willen trekken. Vriendjes met wie hij kan lezen over het heelal, met wie hij kan schaken, en met wie hij ingewikkelde rekenspelletjes kan doen. Maar met wie hij ook lekker buiten kan spelen, en gesprekken kan voeren op de schommel.

Tijdens een activiteit van een lokaal netwerk voor hoogbegaafde kinderen in de buurt, waar Jens samen met een andere hoogbegaafde jongen uit de Verrijkingsklas een fotopuzzeltocht deed, zag ik hem helemaal blij worden. Hij huppelde voor me uit. Misschien wel onbewust zag ik hem genieten van het praten en spelen met kinderen die net als hij soms anders zijn. Anders denken. Maar soms ook gewoon lekker willen rennen en tikkertje doen.
We hopen echt dat er plek is in de Verrijkingsklas!

Pedagogisch verantwoord

Onze kleinste man is nogal een bravouremannetje. Ik hoorde laatst de term 'een echte Bokito,' , naar de aap die zichzelf graag op de borst slaat, en dacht meteen: dat is onze Toine. In tegenstelling tot zijn oudere broer is hij meestal erg overtuigd van zichzelf en zijn eigen gelijk. Grappig genoeg heeft hij ook meestal gelijk. Al krijgt hij dat niet altijd van mij. Hij is en blijft immers een jongetje van 4 jaar.

Deze week mocht onze 'kleine directeur' op school (groep 1/2) een kleurplaat maken. In ieder vakje stond een sommetje en de uitkomst van de som correspondeerde met een bepaalde kleur. Hij had al snel ieder vakje in een goede kleur ingekleurd.
Toen hij 's middags thuis kwam, was hij hogelijk verbaasd. Hij vroeg zich af hoe het toch kon dat de andere kinderen, die toch 'al 5 of 6' waren, de tekening niet in konden kleuren. "De meeste kinderen maakten de sommen met een telraam of op hun vinger"', meesmuilde hij. "Waarom deden ze dat niet uit hun hoofd?"

Daar ging ik weer. Met met mijn pedagogisch verantwoorde (en uiteraard inhoudelijk juiste) praatje over dat elk kind een ander talent heeft. Dat Pietje misschien niet zo goed kan rekenen, maar wel heel goed kan schilderen. En dat Marietje wellicht niet zo snel is met lezen, maar wel heel goed is in gym. Dat ieder kind uniek is. En dan het één niet beter is dan het ander.

Onze bravouremannetje dacht even rustig na en zei toen heel serieus: "Ja maar mam, ik kan goed rekenen, lezen, schrijven én nadenken."
Hij heeft wel gelijk. Maar dat heb ik hem niet gegeven.
Onze kleine Bokito.